Bestuurlijke boete als straf: direct betalen of toch niet?

De rechtbank Amsterdam heeft een belangrijke uitspraak gedaan over de bestuurlijke boete in de context van het strafrecht, die ik als advocaat gespecialiseerd in boetes van harte toejuich!

In de uitspraak van 21 december 2016 bepaalt de rechter te Amsterdam dat een bestuurlijke boete niet betaald hoeft te worden, totdat vaststaat dat de boete verschuldigd is. Het is een duidelijke uitspraak, in tijden dat de bestuurlijke boete steeds vaker wordt toegepast.

Bestuurlijke boete als straf

In het strafrecht geldt dat een boete pas hoeft te worden betaald op het moment dat een veroordeling onherroepelijk is. Dat betekent dat als er nog verweer mogelijk is, er nog niet betaald hoeft te worden. In geval van een bestuurlijke boete is dat anders en dat verschil is eigenlijk niet logisch.

In deze procedure ging het om een bestuurlijke boete op basis van overtreding van artikel 18b lid 2 van de Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag. Het ging hier om een bakkerij, waarbij door de arbeidsinspectie een persoon werd aangetroffen die werkzaamheden zou verrichten. Hierop werd door de arbeidsinspectie gevraagd aan de onderneming of aan deze persoon loon en vakantiebijslag werd betaald. De betreffende ondernemer kreeg vervolgens een bestuurlijke boete opgelegd van EUR 3.000,-. De onderneming is het hier niet mee eens en wil uitstel van betaling, dan wel wil de onderneming pas betalen op het moment dat er in bezwaar en/of beroep een besluit komt. De overheid (in dit geval de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid) komt niet ter zitting en de rechter overweegt dan als volgt.

Rechtsbescherming bij betaling van bestuurlijke boete

Allereerst overweegt de rechter dat het uitgangspunt is dat bezwaar geen schorsende werking heeft. Dat betekent dat, ondanks dat er bezwaar is gemaakt, de bestuurlijke boete gewoon betaald moet worden, tenzij naar voorlopig oordeel het besluit onrechtmatig is, dan wel na afweging van alle betrokken belangen het belang van de ondernemer, om vooralsnog niet tot invordering over te gaan, dient te prevaleren.

De onderneming doet een beroep op het advies van de Raad van State van 13 juli 2015, waarin het verschil tussen het strafrecht en de bestuurlijke boete duidelijk naar voren komt. In dat advies wordt onder meer overwogen:

“Boetes in dit soort gevallen kunnen een ingrijpend karakter hebben en tot een onevenredige financiële last leiden. Het is de vraag in hoeverre de mogelijkheid van het aanvragen van de voorlopige voorziening bij de bestuursrechter in dit soort gevallen soelaas kan bieden. Uit de jurisprudentie blijkt dat een bestuursrechter in dergelijke situaties niet gauw spoedeisendheid van het belang aanneemt. Op basis van het voorgaande lijkt er op voorhand geen rechtvaardiging te bestaan voor het verschil tussen het strafrecht en het bestuursrecht en het ontbreken van schorsende werking van rechtsmiddelen voor het bestuursrecht in het licht van de ingrijpende gewijzigde context waarin de bestuurlijke boete tegenwoordig functioneert.”

Dit is een belangrijk verschil tussen strafrecht en bestuursrecht. Zoals eerder in diverse blogs besproken, is het zo dat in het strafrecht over het algemeen minder hoge boetes worden opgelegd. Het feit dat beroep in een strafprocedure er wel toe leidt dat er niet betaald hoeft te worden, in tegenstelling tot het bestuursrecht, is moeilijk te verklaren. In deze procedure speelde dan ook nog dat de financiële situatie van de ondernemer niet rooskleurig te noemen was. De rechter overweegt daarom dat de ondernemer de boete vooralsnog niet hoeft te betalen.

Financiële situatie bij bestuurlijke boete door rechter meegewogen

Zo overweegt de rechter:

“Daaruit blijkt dat op voorhand geen rechtvaardiging lijkt te bestaan tussen de keus voor het verschil tussen het strafrecht en het bestuursrecht en het ontbreken van schorsende werking van rechtsmiddelen in het bestuursrecht in het licht van de ingrijpende gewijzigde context waarin de bestuurlijke boete functioneert. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat in een situatie waarin nog niet vaststaat of de bestuurlijke boete (ook gelet op de evenredigheid) terecht is opgelegd, terwijl invordering van een boete tot onomkeerbare gevolgen voor de uitoefening van de onderneming van Verzoeker zou kunnen leiden, Verweerder een zwaarwegend belang dient te hebben om – hangende de bezwaarprocedure – tot invordering van de boete over te gaan. Daarbij zal Verweerder moeten onderbouwen dat van hem niet kan worden gevergd de bezwaarprocedure af te wachten. En een dergelijk belang is niet gesteld door Verweerder en ook niet gebleken.”

Hieruit volgt dus dat bij een bestuurlijke boete het bestuursorgaan (bij betwisting) zal moeten aantonen dat er een zwaarwegend belang is om niet het bezwaar/beroep af te wachten. Dat is gunstig nieuws voor partijen geconfronteerd met een bestuurlijke boete en is ook in lijn met de beginselen uit het strafrecht. De bestuurlijke boete blijft een criminal charge en de voorzieningenrechter te Amsterdam heeft dat goed gezien.

Advies over bestuurlijke boete

De ondernemer wint dan ook en het bestuursorgaan wordt in de proceskosten veroordeeld. Of de ondernemer uiteindelijk ook wint, is nog maar de vraag, maar voorlopig wordt hij uit de wind gehouden! Hebt u vragen over een bestuurlijke boete?

Neem dan contact op met Jasper Hagers, advocaat gespecialiseerd in boetes.