Kort geding om afgifte Russisch schilderij: een complexe ruzie!

Als kort geding advocaat ben ik altijd geïnteresseerd in spraakmakende procedures. Ik stuitte daarbij op een recente kort geding uitspraak over beslag op een zeer waardevol schilderij, en meer in het bijzonder het schilderij Suprematism of the Spirit van de kunstenaar Kazimir Malevich .  Uit het kort geding blijkt overigens dat er nog een onderzoek loopt of het schilderij wel authentiek is, maar als dat zo is, dan is het een schilderij met een zeer hoge waarde.

Maar er speelt veel meer in dit kort geding.Op de achtergrond wordt ook nog een bodemprocedure gevoerd , waaruit blijkt dat het schilderij verkocht zou worden door Redivivus https://www.redivivus.nl/  en de provance moest worden bepaald (eigendomsgeschiedenis). Redivivus beroept zich ter zake op een retentierecht.

Maar dat is niet. Dit kort geding gaat ook over een ander schilderij, dat sterk lijkt op het eerste schilderij. Hoewel er natuurlijk geen afbeelding is opgenomen in het kort geding vonnis, blijkt dat de schilderijen erg op elkaar lijken. Het tweede schilderij is een stuk kleiner is. De rechtbank in kort geding maakt als volgt onderscheid: “het Schilderij” en “het gelijkende schilderij”.

Waar ging de ruzie in kort geding over?

Er is in kort geding discussie over wie geheel of gedeeltelijk eigenaar is van welk schilderij.

Partijen zijn kennelijk overeengekomen dat er onderzoek wordt gedaan naar de ouderdom en de maker van het gelijkende schilderij. De eisende partij in kort geding zou daar onderzoek naar doen. Verder zijn partijen overeengekomen dat er onderhoudswerkzaamheden zouden worden verricht. Een en ander zou zijn vastgelegd in een verklaring. De gedaagde partij stelt dat hij op grond van die verklaring recht heeft op de helft van de eigendom van het eerste Schilderij. De eisende partij stelt in kort geding dat dit onzin en een bizarre stellingname is, omdat de verklaring ziet op het gelijkende schilderij en juist niet op het Schilderij. Om die reden stelt de eiser dat het door gedaagde gelegde beslag heel duidelijk ondeugdelijk is en moet worden opgeheven.

Hoe oordeelt de kort geding rechter?

Het is een ingewikkelde casus, die ook alleen bij lezing van het vonnis lastig is. De afspraken lijken zo op het eerste gezicht niet goed op papier gezet te zijn. Bij eerste lezing lijkt de eisende partij het gelijk aan zijn zijde te hebben, omdat de verklaringen alleen lijken te zien op het Tweede Schilderij.

De afspraken van partijen over onderhoudswerkzaamheden en eigendomsverhoudingen zijn niet duidelijk. De rechter begint dan ook met de beoordeling van het geschil, dat het op de weg van diegene die om opheffing vraagt, aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger gepretendeerde vordering ondeugdelijk is. Bij de beoordeling van de vordering tot opheffing van het beslag in kort geding moeten ook de wederzijdse belangen van partijen worden betrokken. Dat betekent nog niet dat het beslag meteen moet worden opgeheven als niet summierlijk van de ondeugdelijkheid van de vordering blijkt, maar als de vordering wel degelijk in bepaalde mate aannemelijk is.

De kort geding rechter stelt:

“Partijen twisten over hetgeen gebeurd is voor de totstandkoming van de verklaring (wie nam het initiatief voor de samenwerking, wie toonde een schilderij aan wie, hebben partijen dat schilderij of slechts een foto ervan gezien, bevond het schilderij zich op enig moment in 2010 in woonplaats).”

Vervolgens stelt de kort geding rechter vast dat partijen uiteenlopende standpunten innemen en het in ieder geval niet eens zijn over de feitelijke inhoud van de overeenkomst, waarvan ook nog eens een keer verschillende vertalingen in omloop zijn. Er zijn kennelijk erg veel stellingen ingenomen en stellingen zijn (zoals de kort geding rechter stelt) volstrekt tegenovergesteld. De kort geding rechter kan er – simpel gezegd – weinig chocola van maken. Zo overweegt de kort geding rechter:

“De conclusies die uit de door partijen overgelegde stukken kunnen worden afgeleid, werpen niet meer licht op de vraag wie van partijen daarbij het gelijk aan zijn zijde heeft. Op grond van de ingenomen stellingen, de toelichtingen en de beschikbare stukken kan binnen het bestek van dit kort geding dan ook niet worden beoordeeld wie het gelijk aan zijn zijde heeft en hoe een oordeel in de bodemprocedure zal uitvallen.”

Te ingewikkeld voor een kort geding? Of toch opheffing beslag?

Volgens de kort geding rechter is er meer onderzoek en meer bewijs nodig. Hoewel de stellingen niet altijd even duidelijk zijn, wordt het beslag toch niet opgeheven. De reden daarvoor is dat de kort geding rechter stelt dat het belang bij het beslag voor de gedaagde partij evident is. Hij heeft er een belang bij om zijn eventuele aanspraken op het Schilderij en de verhaalsmogelijkheden voor de door hem ingestelde vordering veilig te stellen. Dat wordt versterkt, omdat de eiser heeft gesteld dat hij mogelijk het Schilderij wil verkopen. Er is kennelijk geen ander vermogen waar verhaal mogelijk is. Om die reden weegt het belang om het beslag te handhaven zwaar.

Al met al, wordt het beslag gehandhaafd. Hoewel ik dit kort geding niet heb gevoerd, kan ik mij goed voorstellen dat het kantje boord is geweest. De verklaringen lijken te zien op het Gelijkend Schilderij en niet op het schilderij waarop beslag is gelegd.

De conclusie van deze procedure is dat een kort geding tot opheffing niet zonder risico is. Het ging hier om een bepaald complexe situatie, waarbij uit de feiten valt op te maken dat de afspraken over en weer niet helemaal duidelijk zijn. De standpunten staan haaks op elkaar en uit de stukken is het voor de kort geding rechter voorshands niet op te maken wie er nou precies gelijk heeft. In kort geding is dan het risico dat de vordering wordt afgewezen, en dat is precies wat hier gebeurt. Als een kort geding wordt opgestart, dan is ook belangrijk om te realiseren dat de andere partij soms een rookgordijn opwerpt als tactiek om de vorderingen afgewezen te krijgen.

Daarbij komt dat ook de eisende partij stellingen heeft ingenomen, waarbij de beslaglegger belang heeft om het beslag te handhaven. Als de eiser bijvoorbeeld had gesteld dat hij bereid was om geheel of gedeeltelijk zekerheid te stellen, dan was het oordeel waarschijnlijk anders geweest. Nu heeft de beslaglegger maar één beslagobject (het Schilderij) en dus heeft hij een groot belang bij handhaving van het beslag.

Hebt u vragen over deze blog over kort geding en beslag, neem dan contact op met Jasper Hagers, advocaat kort geding.