Wanneer moet AFM besluiten anonimiseren? Reputatieschade voorkomen!

Recent heeft de AFM weer een last onder dwangsom opgelegd en dit keer bij een vermoedelijke aanbieder van flitskrediet. Als advocaat AFM heb ik veel ervaring met dergelijke handhavingstrajecten, waarbij het aan te raden is om in een vroeg stadium een in AFM gespecialiseerde advocaat, om mogelijk een langslepend conflict met AFM te voorkomen.

Er wordt door AFM streng toezicht nageleefd op flitskredietaanbieders, die zonder vergunning kortlopende leningen aanbieden veelal tegen hoge rentes. In de Wet op het financieel toezicht is een uitzondering opgenomen voor kortlopende geldleningen, maar dat is aan strikte voorwaarden gebonden (bijvoorbeeld dat er slechts beperkte kosten in rekening gebracht moeten worden).

De AFM publiceert echter al in een vroeg stadium, zonder dat door een rechter is vastgesteld of het besluit terecht is opgelegd. Uit deze last onder dwangsom blijkt dat de ondernemer heeft verzocht om het besluit te anoniminseren en dat dit gelukt is. Meer handhavende bevoegdheden van AFM zal in de toekomst leiden tot meer mogelijke reputatieschade.

Publicatie besluit AFM: reputatieschade voorkomen

Uit het besluit tot oplegging van de last onder dwangsom blijkt dat het besluit niet alleen gericht is tegen de vennootschap, maar ook aan haar bestuurder. Het besluit van de AFM is echter geanonimiseerd, zodat niet nagegaan kan worden tegen wie de AFM deze last onder dwangsom heeft opgelegd. Dit is verricht op basis van een uitspraak van de rechter, maar deze uitspraak is niet gepubliceerd. Als advocaat AFM ben ik natuurlijk bijzonder geïnteresseerd in de overwegingen van de rechter.

Na een informatieverzoek van de AFM, heeft de betreffende bestuurder zich gewend tot een AFM advocaat. De advocaat voert aan dat de dienstverlening niet gericht zou zijn op de Nederlandse markt en dat dus de Wet op het financieel toezicht niet van toepassing is.

Dienstverlening vanuit buitenland? Toezicht AFM?

Zo wordt aangegeven dat het niet duidelijk is of het onderzoek van de AFM ziet op een situatie waar Nederlandse wet- en regelgeving op toepassing van is. Uit het besluit blijkt dat de AFM niet alleen heeft gekeken naar de website van een flitskredietaanbieder, maar ook doordat zij signalen heeft gekregen van klanten van de flitskredietaanbieder. Voldoende reden volgens de AFM om in te grijpen om Nederlandse consumenten tegen deze flitskredietaanbieder te beschermen. Dat doet de AFM in eerste instantie door een last onder dwangsom, waarbij de AFM bepaalde informatie wenst, dit op straffe van een dwangsom. Indien de informatie niet wordt verstrekt, moet een aanzienlijke dwangsom worden betaald.

Advocaat AFM beroep op vrijstelling

De advocaat van de flitskredietaanbieder verweert zich door te stellen dat artikel 1:16 wet op het financieel toezicht van toepassing is, oftewel de territoriale vrijstelling. De wet op het financieel toezicht is namelijk niet van toepassing op dienstverlening die vanuit een andere lidstaten wordt verleend. De advocaat had betoogd dat de onderneming in het buitenland is gevestigd en de dienstverlening daarom mede niet vanuit Nederland werd uitgevoerd.

Publicatie door AFM van dwangsom gedeeltelijk van de baan

Uit de publicatie door de AFM op haar website, volgt dat deze onderneming en bestuurder een kort geding is opgestart. Deze uitspraak is niet gepubliceerd, maar wat wel blijkt is dat het de advocaat AFM gelukt is om in ieder geval het besluit te anonimiseren.

Soortgelijke Uitspraak last onder dwangsom

Opvallend is wel dat een soortgelijke uitspraak gepubliceerd is. Ook daar ging het om een informatieverzoek aan een buitenlandse partij, waarbij eveneens werd aangevoerd dat op de dienstverlening de wet op het financieel toezicht niet van toepassing zou zijn.

Wat interessant is aan die uitspraak, is dat de voorzieningenrechter overweegt dat diegene die een beroep op een vrijstelling, ook aannemelijk moet maken dat de vrijstelling bij hem of haar van toepassing is. In die procedure geeft de rechtbank aan dat onvoldoende is gesteld om aannemelijk te maken dat zij onder vrijstelling van artikel 1:16 valt. In dat geval werd namelijk aangevoerd dat zij een vergunning heeft van een bepaalde toezichthouder, dat al haar activiteiten worden verricht vanuit een ander land en dat zij geen medewerkers in Nederland heeft. De voorzieningenrechter overweegt dat de AFM deze informatie onvoldoende mocht achten om aan te nemen dat er sprake was van een vrijstelling. Om te bepalen of er daadwerkelijk sprake is van een vestiging of bijkantoor in Nederland is concreet detailleerde informatie nodig over de manier waarop de financiële dienstverlening is geregeld en over de samenwerking met andere partijen. Dat er sprake is van samenwerking, leidt de AFM af uit de ontvangen klachten – zo overweegt de voorzieningenrechter.

Informatieverzoek of last onder dwangsom ontvangen: actie vereist

Indien u een informatieverzoek of een last onder dwangsom ontvangt, dan is het zaak zo spoedig als mogelijk contact op te nemen met een gespecialiseerde advocaat. Deze kan u informeren over mogelijke vrijstellingen en de rechten van de AFM tegenover uw plichten.

Uit de laatst genoemde uitspraak blijkt namelijk ook dat de rechter vond dat AFM onevenredig veel informatie had uitgevraagd, veel meer dan voor het doel noodzakelijk was.

Van belang bijvoorbeeld is dat in ieder geval uit de uitspraak volgt dat de AFM onevenredig veel informatie heeft uitgevraagd en ten aanzien van de betreffende (vermoedelijke) flitskredietaanbieder in ieder geval geanonimiseerd moest worden. Weliswaar bestaat er een medewerkingsplicht om aan informatieverzoeken te voldoen, maar de AFM heeft zich ook aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur te houden.

Als u zelf geconfronteerd wordt met handhaving door de AFM, kunt u altijd contact opnemen met advocaat AFM Jasper Hagers.