In een uitspraak werd een vergunning door de AFM geweigerd, omdat de AFM aangaf dat er niet aan de vergunningsvoorwaarden voor bemiddelen was voldaan.
De bestuurder voldeed volgens de AFM niet aan de eisen van geschiktheid als bedoeld in de Wet op het financieel toezicht.
Wat staat er in de Wet op het financieel toezicht over geschiktheid?
Het korte antwoord is: niet veel. Hoewel de term geschikt veelvuldig voorkomt in de Wet op het financieel toezicht, is er weinig duiding wanneer iemand wel en niet geschikt is.
Des te meer staat er in de beleidsregel Geschiktheid. Hierin staat uitvoerig aan welke eisen een bestuurder moet voldoen, bijvoorbeeld hoeveel jaar een bestuurder relevante werkervaring moet hebben. Wat relevant werkervaring precies is, over welke diploma’s de bestuurder moet beschikken, et cetera.
Onder een beleidsregel verstaat de AFM een schriftelijk beleidsuiting dat een of meer algemene en voor herhaalde toepassing vatbare regels bevat over het gebruik van een bevoegdheid van de AFM. Het is echter geen algemeen verbindend voorschrift, dat wil zeggen dat het in beginsel alleen de AFM bindt. Een rechter kan in theorie afwijken van de beleidsregel, maar in de praktijk blijkt dat deze beleidsregel veelal wordt gevolgd.
In dat kader lijkt het erop dat de vergunningaanvrager heeft geweigerd om met de AFM in gesprek te gaan over zijn opleidingen en zijn werkervaring. De AFM heeft zich dus alleen gebaseerd en kunnen baseren op de schriftelijke stukken en vervolgens heeft de AFM de bestuurder afgewezen. Uit de uitspraak blijkt dat de bestuurder echter wel bestuurlijke ervaring heeft opgedaan en een universitaire opleiding fiscaal recht heeft gevolgd. De bestuurder gaat in beroep tegen het besluit van de AFM en voert aan dat hij voldoet aan de geschiktheidseisen.
Te weinig ervaring als bestuurder?
In deze uitspraak staat centraal wat nu precies ‘geschiktheid’ inhoudt. Geschiktheid staat dus niet in de Wet op het financieel toezicht omschreven, maar wel in een beleidsregel. Een beleidsregel is echter geen Wet, maar wel de wijze waarop AFM en DNB de geschiktheid invullen. De AFM en DNB toetsen streng aan deze beleidsregel. Uit de uitspraak blijkt dat de bestuurder niet heeft aangetoond dat hij minimaal twee jaar relevante werkervaring heeft opgedaan in een relevante werkomgeving. Dat is voor de AFM van cruciaal belang geweest om de vergunning te weigeren. Weliswaar had de bestuurder enige ervaring (parttime werk), maar volgens de AFM (en ook volgens de rechtbank) is dat niet voldoende.
Hoewel ik dat bij het lezen van de uitspraak had verwacht, is niet doorslaggevend geweest dat de bestuurder geen mondelinge toelichting heeft gegeven. Doorslaggevend is geweest dat de bestuurder weliswaar ervaring had, maar dat dit – gegeven de tekst van de beleidsregel – simpelweg onvoldoende was. De bestuurder had niet minimaal twee jaar relevante ervaring en ook om die reden mocht de AFM besluiten zoals zij heeft gedaan. De rechtbank oordeelt dus dat de beleidsregel beslissend is en dat de AFM tot de beslissing mocht komen die zij heeft genomen.
Hulp nodig bij toetsing bestuurder?
Uit de praktijk blijkt (toch) dat de gesprekken met de AFM van groot belang zijn bij de toetsing. In ieder geval is maar eens duidelijk geworden hoe belangrijk het voldoen aan de beleidsregel is.
Vragen over deze blog of hulp nodig bij de toetsing? Neem vrijblijvend contact op met Jasper Hagers, advocaat AFM.