Als advocaat beslagleggen heb ik in verschillende blogs uitgelegd hoe conservatoir beslag kan worden gelegd, maar ook heb ik verschillende malen uitgelegd hoe de opheffing van een beslag in zijn werk gaat.
In deze blog ga ik daar wat dieper op in en bespreek ik ook een recente interessante uitspraak over het opheffen van beslag in kort geding.
Indien u niet vrijwillig met de beslaglegger tot een oplossing komt voor het opheffen van beslag, dan moet u met een advocaat naar kort geding om de rechter te vragen of het beslag kan worden opgeheven.
Opheffing van beslag voor de Voorzieningenrechter
In een recent kort geding ging het om een conservatoir derdenbeslag, gelegd door een curator. De curator heeft eerst verlof gevraagd van de rechtbank en nadat dat verlof was gekregen, beslag gelegd voor een vordering van EUR 195.000,-. Het ging hier om een situatie dat een bedrijf, nadat deze failliet was verklaard, een brief had gestuurd dat betalingen op een andere rekening moesten worden gestort, omdat er sprake was van een nieuw bedrijf. De eisende partij was niet failliet, maar een werknemer in dienst van het failliete bedrijf. Het failliete bedrijf was een schoonmaakbedrijf en tussen het schoonmaakbedrijf en de werknemer was kennelijk nooit een schriftelijke overeenkomst gesloten. Op het moment dat het faillissement was uitgesproken, had de “werknemer” zelf een eenmanszaak, genaamd DPN Cleaning.
Er is een brief gestuurd met als afzender DPN, waarin wordt aangegeven dat het failliete bedrijf niet meer bestaat en dat deze verder gaat onder de naam DPN Cleaning.
Toestemming om beslag te leggen van de rechter
De curator van het failliete bedrijf heeft dus aan de rechtbank gevraagd om derdenbeslag te mogen leggen. Eerder besprak ik in een blog wat precies derdenbeslag is. In dit geval maakt de curator een foutje. Het beslag wordt namelijk niet overbetekend aan de derde, waardoor het beslag is komen te vervallen. De werknemer is het niet eens met het beslag en start direct een kort geding op. In dat kort geding vordert hij onder meer opheffing van de beslagen.
Spoed vereist bij kort geding?
De curator voert als verweer dat de eisende partij geen spoedeisend belang heeft. In een kort geding is (vrijwel) altijd vereist dat de eisende partij een spoedeisend belang heeft. Echter, als het gaat om de opheffing van beslag is een spoedeisend belang niet als voorwaarde gesteld. In zoverre is dit kort geding een bijzonder kort geding ten opzichte van een regulier kort geding, waar altijd het spoedeisend belang is vereist.
Vervolgens overweegt de rechter het toetsingskader wanneer een beslag dient te worden opgeheven. Een beslag dient te worden opgeheven indien summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van de vorderingen. Aannemelijk moet worden gemaakt dat de gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig is. Dit volgt uit een standaard arrest van de Hoge Raad 14 juni 1996, NJ 997/481. De beoordeling kan niet geschieden los van een afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag zwaarder weegt dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag.
In het kort geding wordt door de curator betoogd dat de eiser onterecht heeft gemeend de klanten van gefailleerde zich toe te eigenen, zonder met curator in overleg te treden over een daarvoor te betalen passende marktconforme vergoeding. De werknemers heeft immers na faillissement een brief geschreven, alle klanten benaderd en aangegeven dat zij verder (kort gezegd) met hem in zee moesten gaan. Volgens de curator is dat onrechtmatige concurrentie. De curator stelt zich meer subsidiair op het standpunt dat deze handelingen vernietigbaar zijn. Meer in het bijzonder stelt de curator dat er feitelijk sprake is van een doorstart, zonder dat er betaald is voor het bedrijf van de gefailleerde. Normaliter is er bij doorstart natuurlijk overleg met de curator en samenspraak met de curator om ook een betaling te doen voor de goodwill. Feitelijk heeft de werknemer alle waardevolle zaken uit het bedrijf gehaald, zonder daarvoor een vergoeding te betalen.
De rechter is duidelijk. Hij gelooft het verhaal van de werknemer niet. Zo overweegt de kort geding rechter:
“Bij de voorzieningenrechter bestaat op grond van de stellingen van partijen en de in dit kort geding overgelegde producties de indruk dat in deze zaak aan de zijde van eiser sprake is van een samenloop van iets te veel toevalligheden, en tegenstrijdigheden in ingenomen stellingen om voorshands te kunnen oordelen dat de vordering van de curator summierlijk ondeugdelijk is, omdat geen sprake zou zijn geweest van een doorstart van de onderneming van gefailleerde (eiser).”
Daartoe overweegt de rechter dat er wel degelijk is gesproken in het eerste contact tussen de curator en de werknemer over een doorstart en dat diezelfde dag de werknemer DPN in het handelsregister heeft ingeschreven. Verder blijkt dat de werknemer zelf de klant heeft gebeld, gesprekken heeft gevoerd en offertes heeft gestuurd. De voorzieningenrechter gaat dus mee in het verhaal van de curator en stelt dat de voormalig werknemer de gegevens van de klanten van gefailleerde heeft gebruikt, terwijl de werknemer daarvoor geen passende vergoeding heeft betaald. Feitelijk is er gewoon sprake van een doorstart, zonder dat er enige betaling voor is gedaan.
In het kader van de procedure had de werknemer nog gezegd dat de goodwill moest worden vastgesteld op EUR 355,-, terwijl de curator zich had beroepen op een goodwill van EUR 195.000,-. De rechter kan dit in het kader van het kort geding niet bepalen, maar zegt wel dat EUR 355,- zo ongeloofwaardig is, dat daaraan geen waarde wordt gehecht. Dat zal duidelijk moeten worden in een bodemprocedure.
Zelf beslag laten opleggen?
Bent u zelf geconfronteerd geraakt met een beslag of wilt u bij een partij beslag leggen, dan kan Jasper Hagers, advocaat beslagleggen, u helpen. Hij heeft veel ervaring met het voeren van kort geding procedures ter opheffing van beslagen, maar is ook in tal van complexe beslagsituaties als advocaat betrokken geweest.