Invloed van Covid-19 op contracten

Invloed van Covid-19 op commerciële contracten

We zitten in de tweede golf van het COVID-19 virus. Ondertussen is wel duidelijk geworden dat de economische gevolgen van het virus enorm zijn. Corona heeft ook gevolgen voor lopende commerciële contracten. De ingrijpende gevolgen van het coronavirus kunnen er bijvoorbeeld toe leiden dat een contractspartij haar verplichtingen tijdelijk of geheel niet kan nakomen. Kan een contractspartij in zo’n geval af van overeengekomen afname- of leveringsplichten op grond van onvoorziene omstandigheden? Ik bespreek in deze blog de invloed van Covid-19 op contracten. Dit doe ik aan de hand van recente uitspraken.

De coronacrisis: een onvoorziene omstandigheid?

Voor een geslaagd beroep op onvoorziene omstandigheden op basis van art. 6:258 BW moet er sprake zijn van: (i) onvoorziene omstandigheden die (ii) van dien aard zijn dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten en (iii) niet voor rekening komen van de partij die zich op art. 6:258 BW beroept. De stelplicht en bewijslast rusten op de partij die zich op de gevolgen van art. 6:258 BW beroept. Daaraan worden zware eisen gesteld. De partij die een beroep doet op onvoorziene omstandigheden heeft een zware stelplicht. Dat geldt helemaal wanneer zij een beroep doet op financieel nadeel dat haar treft. Dat nadeel zal namelijk gedetailleerd en goed onderbouwd moeten worden.

De coronacrisis lijkt een goed voorbeeld van wat we noemen ‘onvoorziene omstandigheden’. Een beroep hierop slaagt echter pas bij een goede motivering (en wanneer aan alle vereisten is voldaan). Het is al regelmatig voorgekomen dat een beroep op onvoorziene omstandigheden gebaseerd op de COVID-19 crisis stuk is gelopen als gevolg van een onvoldoende onderbouwing.

CSU/Conservatorium Hotel op 1 september 2020

In deze zaak was er een geschil tussen CSU en het Conservatorium Hotel. De rechtbank Amsterdam heeft in die zaak bepaald dat ook de gedaagde partij gemotiveerd dient te stellen welk effect de coronacrisis op haar heeft gehad. Doet zij dat niet, dan wordt het verweer gepasseerd dat zij zelf wezenlijke schade heeft geleden als gevolg van de coronacrisis. De Amsterdamse voorzieningenrechter liet de belangen van een hotel (met een beweerdelijke omzetdaling in 2020 van 86%) prevaleren. De rechtbank vond het niet aannemelijk dat een schoonmaakbedrijf (dat als gevolg van de coronacrisis geen schoonmaakwerkzaamheden hoefde te verrichten in de publieke ruimtes van het hotel) nadeel had geleden. Het schoonmaakbedrijf had uitsluitend eigenhandig opgestelde kostenoverzichten overgelegd en dat was niet overtuigend. Daarbij speelde ook een rol dat het schoonmaakbedrijf besparingen door het inzetten van het schoonmaakpersoneel elders had verzwegen.

Heronderhandelingsplicht door Covid-19?

In bovenstaande zaak oordeelde de Amsterdamse voorzieningenrechter ook dat op grond van de redelijkheid en billijkheid, het hotel verplicht was om met het schoonmaakbedrijf in heronderhandeling te treden over een tijdelijke aanpassing. Van belang was dat de bezettingsgraad als gevolg van de coronacrisis substantieel was afgenomen waardoor het hotel minder gebruik hoefde te maken van schoonmaakdiensten. Partijen werden dan ook geboden te heronderhandelen over een aanpassing van de tarieven, totdat de bezettingsgraad min of meer op het oude niveau is. De voorzieningenrechter heeft het hotel veroordeeld om daartoe met het schoonmaakbedrijf in overleg te treden.

X/Tigers op 30 september 2020

In een andere uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 30 september 2020 deden zich ook onvoorziene omstandigheden voor.

In deze uitspraak heeft de rechtbank bepaald dat indien zich onvoorziene omstandigheden voordoen, zoals de uitbraak van het COVID-19 virus en de in verband daarmee genomen overheidsmaatregelen, dit kan betekenen dat partijen jegens elkaar verplicht zijn tot heronderhandeling van de tussen hen geldende overeenkomst.

De rechtbank nam aan dat partijen bij de uitbraak van COVID-19 contact hebben gehad. Tot een heronderhandeling was het nog niet gekomen. De rechtbank overwoog dat partijen onvoldoende rekening hebben gehouden met elkaars belangen. De effecten van de coronacrisis kan natuurlijk geen van partijen worden aangerekend. De rechtbank komt daarom tot het oordeel dat de gevorderde schadevergoeding wegens ontbinding moet worden gematigd tot ongeveer 50%.

Advocaat commerciële contracten Amsterdam

Uit de laatste rechtspraak blijkt dat Covid-19 als een onvoorziene omstandigheid kan kwalificeren. Als dat het geval is, kan een contract mogelijk worden ontbonden. Bovendien kan een rechter onder omstandigheden gelasten te gaan heronderhandelen, totdat de situatie weer stabiel is. Heeft u een vraag over wat te doen met uw contract in deze crisis van Covid-19, neem dan vrijblijvend contact op met advocaat contractenrecht mr. Lisa Jie Sam Foek (ljsf@fennekadvocaten.nl).