Opheffing beslag in kort geding: Holland casino legt voor 20 miljoen beslag

Als advocaat kort geding kwam ik een interessante uitspraak tegen waarin opheffing van beslag werd gevorderd (een opheffingskortgeding). Dit kort geding ging over een beslag dat Holland Casino had gelegd. Het ging over de bouw van een casino waartoe een overeenkomst is gesloten met een ontwikkelaar (DYDK Propco B.V.).

Deze partij had het recht op de grond en sloot met Holland Casino een tweetal overeenkomsten, te weten verbouwingswerkzaamheden en een huurovereenkomst. Partijen hebben vrij snel ruzie, waarbij Holland Casino uiteindelijk twee keer beslag heeft gelegd.

Beslag op zowel gebouw als de huurpenningen

Uit het vonnis blijkt dat Holland Casino twee keer beslag heeft gelegd. Er is onder meer beslag gelegd op de huurpenningen.

Na het eerste beslag zijn partijen tot een schikking gekomen en is er een vaststellingsovereenkomst gesloten. Vervolgens is het gebouw opgeleverd en is het casino geopend. Toch is er na de opening door Holland Casino een nieuw verzoekschrift ingediend om wederom beslag te leggen en nu voor maar liefst een bedrag van meer dan EUR 20.000.000,–. En die vorderingen van Holland Casino zijn gebaseerd op boetes die zouden zijn verbeurd, kosten die zouden zijn gemaakt en allerlei schade. Op 17 juli 2018 heeft de rechtbank verlof verleend tot het leggen van beslag en de vordering inclusief rente en de vordering van Holland Casino begroot op een bedrag van maar liefst EUR 23.248.500,–.

Wat wordt aangevoerd tot opheffing beslag?

De wederpartij start een kort geding op ter opheffing van het beslag. Een van de stellingen is dat Holland Casino in strijd heeft gehandeld met de waarheidsplicht (artikel 21 RV). Eerder heb ik een blog geschreven dat niet de waarheid spreken wordt gestraft en dat een beroep op artikel 21 Rv succesvol kan zijn in kort geding. Verder wordt aangevoerd dat Holland Casino geen beslag meer mag leggen, omdat dit is overeengekomen in de vaststellingsovereenkomst, dat Holland Casino de vordering heeft opgeklopt, dat er sprake is van misbruik van procesrecht en dat er geen enkel belang is bij beslag omdat er voldoende verhaal is.

In het kort geding voert Holland Casino verweer, waar ik hierna op in zal gaan.

Vaststellingsovereenkomst en toch beslag?

De rechtbank overweegt dat niet letterlijk is opgenomen in de vaststellingsovereenkomst dat Holland Casino in de toekomst nooit meer beslag zou mogen leggen. Er werd echter ook aangevoerd dat het de bedoeling was dat het geschil was beslecht en er geen beslag meer mocht worden gelegd. De rechtbank overwoog:

“In de vaststellingsovereenkomst is niet letterlijk opgenomen dat HC zich verbond om in de toekomst geen nieuwe beslagen te leggen. Voor de uitleg van de inhoud van een overeenkomst is echter niet (alleen) de tekst van belang, maar komt het (ook) aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer aan het overeengekomene mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Zo bezien vloeit uit de vaststellings-overeenkomst voort dat het HC niet vrijstond om, bij (min of meer) gelijk blijvende omstandigheden, nieuwe beslagen te leggen voor dezelfde vordering, ofschoon dat haar in de vaststellingsovereenkomst niet met zoveel woorden is verboden. In het verweer van HC ligt echter besloten dat de omstandigheden niet langer vergelijkbaar zijn.”

De rechtbank overweegt dat de vaststellingsovereenkomst weliswaar een beperking in de mogelijkheid tot leggen van nieuwe beslagen inhield, maar geen algemeen verbod daartoe. De rechtbank gaat dus voorbij aan het standpunt dat uit de vaststellingsovereenkomst zou volgen dat er geen enkel beslag meer zou worden gelegd. Verder wordt aangevoerd dat uit hoofde van de overeenkomsten er zekerheid van EUR 10.000.000,– is gesteld en dat daarom een beslag onnodig is. Holland Casino voert ook op dat punt verweer en stelt dat het gebouw zou kunnen worden verkocht, waarna er weinig verhaal voor Holland Casino overblijft. Dat verweer slaagt.

Inhoudelijk wordt aangevoerd dat de boetes verkeerd zijn berekend. Er vindt een discussie plaats over de ingangsdatum van de boetes, waarbij de standpunten van eiser in kort geding worden gepasseerd. Daarbij wordt van belang geacht dat de vorderingen onderwerp zijn van een arbitrageprocedure die vermoedelijk in de loop van volgend jaar zal zijn afgerond. Over de gegrondheid en de hoogte van de vorderingen zal dus binnen afzienbare tijd duidelijkheid bestaan.

Schending waarheid, dus opheffing beslag?

Ook het beroep op schending van de waarheidsplicht wordt gepasseerd en dat is op zichzelf genomen wel opmerkelijk. Er wordt namelijk gesteld dat bij het vragen van verlof bij het beslag in ieder geval de vaststellingsovereenkomst meegezonden had moeten worden en ook had moeten worden vermeld dat in die vaststellingsovereenkomst bepalingen waren opgenomen ter zake het beslag. Toch gaat de rechter daar niet in mee. De rechter overweegt:

“Inderdaad had het op de weg van Holland Casino gelegen om de inhoud van de vaststellingsovereenkomst volledig(er) weer te geven of deze mee te sturen. Nu zij echter wel melding heeft gemaakt van de vaststellingsovereenkomst en niet aannemelijk is dat kennisneming van deze nadere gegevens tot weigering van het verlof had geleid, biedt deze nalatigheid onvoldoende grond voor opheffing van het beslag.”

Simpel gezegd, het verdient niet de schoonheidsprijs, maar omdat er wel melding is gemaakt van de vaststellingsovereenkomst en het toezenden ervan geen verschil had uitgemaakt, wordt er niets mee gedaan. De slotsom is dat het beslag niet wordt opgeheven. Echter, het bedrag waarvoor beslag gelegd kan worden wordt wel verlaagd. Zoals hiervoor besproken, bestaat er namelijk voor Holland Casino een zekerheid van EUR 10.000.000,– en dat bedrag gaat van de EUR 23.000.000,– af.

Proceskosten in kort geding

In dit geval worden de proceskosten zodanig verdeeld dat ieder de eigen kosten draagt. De reden die de rechtbank daarvoor geeft, is dat partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld. Dat komt wat vreemd voor, omdat vooral degene die het kortgeding is opgestart in het ongelijk is gesteld. Alleen de herbegroting van EUR 10.000.000,– is in het voordeel van eiser. Toch blijft het beslag gewoon liggen en zijn de vorderingen ter zake de opheffing van het beslag afgewezen. Wellicht speelt hier dan toch ook mee dat de verzoekende partij niet helemaal netjes is geweest bij het verzoekschrift tot het leggen van beslag en is dit een billijke oplossing, ook al staat dat niet met zoveel woorden in de uitspraak. Hebt u vragen over deze blog neemt u dan contact op met advocaat Jasper Hagers, specialist in kort geding en beslag leggen.