Succesvol wrakingsverzoek bij de rechtbank Amsterdam

Een opmerkelijke uitspraak van de rechtbank Amsterdam (de Wrakingskamer) over een wrakingsverzoek / wraking in een renteswapzaak. De procedure om de rechter te wraken (het recht daarop) is een middel dat voortvloeit uit artikel 6 EVRM, en is het recht op rechterlijke onpartijdigheid af te dwingen.

Wraking: schijn van partijdigheid

Recent heeft de Wrakingskamer van de rechtbank Amsterdam zich gebogen over een gebeurtenis tijdens een zitting, waarbij de verzoekende partij stelde dat de rechter de gerechtvaardigde schijn van vooringenomenheid heeft gewekt. Bij een beoordeling van een beroep op ontbreken van onpartijdigheid is van belang dat voorop staat dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die zwaarwegende aanwijzingen opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij vooringenomenheid koestert.

Wrakingsverzoeken slagen daarom zelden. In dit geval was het wrakingsverzoek echter succesvol.

Waar ging het bij dit wrakingsverzoek om?

Tijdens de zitting ging het om de vraag of een formulier was ondertekend door de echtgenoot van één van de eisende partijen. Het ging er dus mogelijk om of een handtekening zou zijn vervalst. De rechter gaf uit eigen beweging aan dat de rechtbank er niet van uitging dat de wederpartij (de bank) de handtekeningen zelf op de formulieren had gezet en dat de betreffende bankmedewerker zich daarover geen zorgen hoefde te maken. Daarmee gaf de rechter reeds aan wat de rechtbank vond van het standpunt van de eisende partij. Dat standpunt bevreemdt, nu tegelijkertijd ook duidelijk is dat recent is gebleken dat bij ABN AMRO handtekeningen van klanten door bankmedewerkers zijn gezet.

De eisende partij diende daarom een wrakingsverzoek in. Relevant bij dat wrakingsverzoek is ook dat de eisende partij de beschuldiging van het vervalsen van de handtekening helemaal niet had geuit, maar de rechter wel van de eisende partij eiste dat zij zou verklaren dat de bankmedewerker zich aangevallen zou voelen door de beschuldiging.

De Wrakingskamer van de rechtbank overweegt dan ook:

“Naar het oordeel van de rechtbank dient de eerste wrakingsgrond wel tot toewijzing van het verzoek te leiden. De bewuste opmerking van de voorzitter aan het adres van @@@, zoals onder 2.13 weergegeven, kan naar objectieve maatstaven bij verzoekster de gerechtvaardigde schijn van vooringenomenheid hebben gewekt. Bedoelde opmerking, die ter zitting verder niet werd toegelicht, wekte immers de indruk dat de rechtbank op voorhand ervan uitging dat de Bank ter zake van de omstreden handtekeningen het gelijk aan haar zijde had. Dat de rechter zich overvallen voelde door de handtekeningenkwestie die door @@@ bij pleidooi aan de orde is gesteld aan het einde van een lange zittingsdag, is overigens niet onbegrijpelijk. Verzoekster heeft evenwel terecht aangevoerd dat bij een zaak als de onderhavige, waarbij sprake is van een partij die zichzelf als de zwakkere partij ziet, extra zorg dient te worden besteed aan bezwaren van uiterlijke objectiviteit. Objectief beschouwd kan door de opmerking van de voorzitter bij verzoekster de vrees zijn ontstaan dat sprake was van een gebrek aan onpartijdigheid, nu de voorzitter door haar opmerking tegen @@@ de indruk wekte dat zij hem in bescherming nam. (…)

De reactie van de rechters bij monde van de voorzitter jegens @@@, dat zij in feite een beschuldiging heeft geuit tegen @@@ aangaande het vervalsen van handtekeningen, moet voorbarig worden geacht, omdat slechts was geconstateerd dat de handtekeningen niet hetzelfde waren. Het is niet onbegrijpelijk dat hierdoor bij @@@ de indruk is versterkt dat de rechtbank aan haar standpunt reeds op voorhand geen geloof hechte.”

Hoe wordt een rechter gewraakt?

Een wrakingsverzoek kan op verschillende momenten worden gedaan. Het kan voor de zitting, omdat er bijvoorbeeld redenen zijn om partijdigheid aan te nemen. Het kan zo zijn dat de wederpartij op oneigenlijke gronden wordt voorgetrokken. Het kan ook tijdens de zitting én zelfs na de zitting, maar dan moet er wel direct een brief worden verstuurd en aangegeven worden op welke gronden er sprake is van partijdigheid. Het kan natuurlijk niet na de uitspraak. Zeker in gevallen waar direct uitspraak wordt gedaan, is dit een aandachtspunt.

Hebt u vragen over de blog? Neem dan contact op met Jasper Hagers, procesadvocaat.