Kort geding over bestuurdersaansprakelijkheid en opheffing beslag 

In een recent kort geding ging het over een uit de hand gelopen ruzie tussen ondernemers en een verkoop van aandelen. Die ruzie was zo hoog opgelopen, dat grootscheeps conservatoir beslag werd gelegd. Het ging om een geschil over een earn-out van een bestuurder. Een kort geding over bestuurdersaansprakelijkheid en opheffing beslag. 

Geschil earn-out in kort geding 

Het ging dus om de verkoop van aandelen. De overeengekomen koopprijs was EUR 1.000.000,- en zou worden voldaan op basis van een earn-out methodiek. Wat is een earn-out regeling? Dat is een regeling waarbij een deel van de koopprijs van (bijvoorbeeld) aandelen verschuldigd is aan de verkoper, nadat één of meer resultaten zijn behaald. Dat worden dan de zogenaamde earn-out voorwaarden genoemd. Vaak is hier een periode aan gekoppeld na het sluiten van de koopovereenkomst. Dat kunnen financiële voorwaarden zijn, bijvoorbeeld dat een verkoper het restant van de koopprijs ontvangt als er een bepaald resultaat is behaald, of niet financiële earn-out voorwaarden. Dan moet er aan gedacht worden dat een sleutelfiguur (bestuurder) binnen de onderneming een bepaalde periode werkzaam moet blijven bij de onderneming. Vaak wordt veel waarde gehecht aan een bestuurder binnen een onderneming en wordt getracht hem na de verkoop enige tijd nog te verbinden aan de onderneming. Daar zit een groot voordeel aan: kennis en kunde blijft in de overgangsfase in de onderneming. Maar ook een nadeel: het komt nog weleens voor dat de bestuurder de binding met het bedrijf na de verkoop kwijt raakt.

Dat laatste was hier het geval. 

Een bestuurder zou aanblijven voor bepaalde tijd, beginnend op 1 juni 2018 en eindigend op 1 november 2027. Vrij snel na 1 juni 2018 kwam er wrijving en is de overeenkomst opgezegd en vervolgens zijn er verschillende beslagen gelegd. De vraag was of het beslag moest worden opgeheven in dit kort geding over bestuurdersaansprakelijkheid en opheffing beslag. 

Hoofdregel opheffing beslag kort geding 

De kort geding rechter begint met de hoofdregel en dat is dat een opheffing van een conservatoir beslag kan worden bevolen, indien summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag. Daarbij wordt vaak een belangenafweging gehanteerd. In dit geval werd aangegeven dat de vordering ondeugdelijk was, omdat er beslag is gelegd op basis van een overeenkomst die niet opzegbaar zou zijn. Ook wordt aangegeven dat er van persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder (die zou blijven op basis van een earn-out regeling) geen sprake zou zijn. 

De rechter overweegt dat partijen twisten over de vraag of de lange managementovereenkomst een soort verkapte pensioenvoorziening was/een earn-out regeling, of dat er sprake was van een volledig losstaande managementovereenkomst waarin een opzegbare arbeidsrelatie is geregeld. 

Dat is een complexe vraag, en zeker voor een kort geding, en dat is dan ook precies wat de voorzieningenrechter overweegt. De rechter overweegt dat niet eenvoudig is vast te stellen wie het gelijk aan zijn zijde heeft en dat daarvoor een uitvoerig feitenonderzoek nodig is. Datzelfde geldt voor de vraag of de bestuurder zelf persoonlijk aansprakelijk is. Ook dat is een aspect dat volgens de kort geding rechter te complex is om te beantwoorden in dit kort geding over bestuurdersaansprakelijkheid en opheffing beslag. 

Tegenvordering in kort geding 

De bestuurder in kwestie, die de earn-out regeling zou ontvangen, heeft echter ook een tegenvordering ingesteld, en die wordt we; toegewezen. De rechter overweegt dat er ten aanzien van twee maanden (juni en juli) weliswaar discussie is, maar dat het bestaan van de vordering voldoende aannemelijk is. De managementovereenkomst is per 1 augustus 2019 opgezegd en de maanden daarvoor moeten – kort gezegd – gewoon betaald worden. Daarbij neemt de rechter ook in overweging dat de bestuurder nagenoeg geen inkomsten heeft sinds juni 2019 en dat er uit hoofde van onverwijlde spoed dus een onmiddellijke voorziening vereist is. Die vordering wordt in kort geding wel toegewezen. Daar is geen terughoudendheid. 

Complexe zaak in kort geding 

Wat leert dit kort geding over bestuurdersaansprakelijkheid en een earn-out regeling? Dat de vraag hoe de earn-out regeling precies moet worden gekwalificeerd voor dit kort geding te ingewikkeld is. Dat betekent echter niet dat een dergelijke vordering naar zijn aard geschikt of ongeschikt is voor kort geding. De feiten en omstandigheden in dit geval, met tegenstelde standpunten, een overeenkomst die niet helemaal duidelijk was, de vraag hoe de earn-out moest worden gekwalificeerd, vond deze kort geding rechter te complex voor kort geding.

Aan de andere kant:  de geldvordering van de managementvergoeding wordt wél toegewezen, ondanks dat daar ook verweren zijn gevoerd. Dat is enigszins opmerkelijk, nu juist bij geldvorderingen in kort geding normaliter terughoudendheid bestaat.  De voorzieningenrechter zal dus per punt bekijken of en in hoeverre de vordering zich leent voor kort geding. De eisende partij is in dit geval zuur, omdat zijn vordering wordt afgewezen, maar de tegenvordering gedeeltelijk wordt toegewezen. 

Vragen over deze blog? Aarzel dan niet contact op te nemen met Jasper Hagers van Fennek advocaten, specialist in kort geding en geschillen tussen ondernemers.