Verbod op vooringenomenheid
Wat is het verbod op vooringenomenheid? Bestuursorganen moeten hun taak uitvoeren zonder vooringenomenheid: burgers moeten er op kunnen vertrouwen dat de overheid eerlijk en onafhankelijk handelt. Het uitgangspunt is dat burgers worden beschermd en zich kunnen verweren tegen de overheid, die besluiten kan nemen met grote gevolgen voor een burger. Een soortgelijke bescherming geldt bij procedure: rechters dienen ook niet vooringenomen zijn en bij overtreding kan er sprake zijn van wraking rechter.
Het verbod op vooringenomenheid is opgenomen in de Algemene Wet bestuursrecht (artikel 2:4 Awb). Het is een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur.
Toeslagenaffaire: voorbeeld van vooringenomenheid
De toeslagenaffaire toont (onder meer) het grote belang aan van dit verbod. Het staat inmiddels vast dat de Belastingdienst een “institutioneel vooringenomen” werkwijze heeft gehanteerd: grote groepen burgers zijn op grond van afkomst gekwalificeerd en zijn als fraudeur weggezet. Het verbod op vooringenomenheid is stelselmatig en ernstig geschonden. Sterker nog, het handelen van de overheid levert mogelijk ook strafbaar handelen op. Het is een schande voor de rechtsstaat, waarbij helaas ook de rechterlijke macht de burgers niet voldoende heeft beschermd.
Algemeen beginsel van behoorlijk bestuur
Bestuursorganen hebben zich dus te houden aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur . Voorbeelden van deze beginselen zijn het legalititeitsbeginsel (er moet een wettelijke grondslag zijn), het zorgvuldigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel en het evenredigheidsbeginsel. Het verbod op vooringenomenheid is ook een algemeen beginsel van behoorlijk bestuur.
Eerlijk en onpartijdig
Bestuursorganen dienen te handelen zonder vooringenomenheid. Dat houdt onder meer in dat er geen sprake moet zijn van belangenverstrengeling. Te denken valt bijvoorbeeld aan de situatie dat een ambtenaar ook een eigen belang heeft bij een besluit van een bestuursorgaan. Eveneens kunnen relationele banden tussen bestuursorgaan en burger leiden tot vooringenomenheid (vriendjespolitiek). Het verbod is echter – zo leert de toeslagenaffaire ons – ook breder: de overheid moet niet bepaalde burgers voortrekken of juist achterstellen.
Bestuursorganen moeten niet alleen vooringenomenheid voorkomen, maar zij moeten ook de schijn van vooringenomenheid voorkomen. Het uitgangspunt is namelijk dat bestuursorganen eerlijk en onafhankelijk werken.
Vragen over deze blog? Aarzel dan niet contact op te nemen met Jasper Hagers