Zorgplicht bank bij fraude

Zorgplicht bank bij fraude

Wat is de zorgplicht bank bij fraude? In mijn praktijk behandel ik veel procedures waarin fraude een rol speelt. De fraudeur maakt veelal gebruik van een bank. Fraude kan in veel vormen voorkomen, waarbij sommige zaken heel duidelijk fraude zijn (phishing, marktplaatsfraude, factuurfraude, CEO-fraude, et cetera), maar andere fraude / oplichting zeer gewiekst is en moeilijk vast te stellen.

Slachtoffers van fraude kunnen zich (natuurlijk) richten tot de fraudeur om de schade te verhalen. Dat is niet altijd eenvoudig en het komt nogal eens voor dat zelfs met het grootste gelijk, de schade niet meer te verhalen is bij de fraudeur. De bank heeft een bijzondere zorgplicht tegenover derden bij fraude.

Rechtspraak zorgplicht bank fraude 

Er is uitgebreide rechtspraak over dit onderwerp. Een belangrijke uitspraak is de zaak die ging over de wonderbelegger René van den Berg. De zaak zal wellicht bekend zijn, maar dit ging over een belegger die aan zijn klanten hoge rendementen voorhield, terwijl er in werkelijkheid niet werd belegd. De rendementen werden betaald met de inleg van nieuwe klanten: dat is dus ponzi-zwendel. De gedupeerde beleggers hadden zich verzameld en hebben vervolgens hun pijlen gericht op de bank, waar alle betaaltransacties plaats vonden.

Deze uitspraak komt veelal terug in nieuwe jurisprudentie. Het komt er op neer dat is overwogen dat de bank een bijzondere zorgplicht heeft, met als gevolg dat de bank ook rekening heeft te houden met de belangen van derden. De reikwijdte van deze zorgplicht hangt af van de omstandigheden van het geval. De zorgplicht van de bank strekt mede ter bescherming tegen lichtvaardigheid en gebrek aan kunde en is niet beperkt tot zorg jegens personen die als klant in een contractuele relatie tot de bank staan (HR 27 november 2015, ECLI:NL:HR:2015:3399, NJ 2016, 245).

Wetenschap fraude van de bank

De bank moet echter wel weten van de fraude. Of beter gezegd: een redelijk vermoeden hebben van de fraude.

De bank is niet verplicht om iedere transactie te controleren.

In vaste rechtspraak wordt aangenomen dat de bank in actie moet komen als zij een redelijk vermoeden heeft van fraude of aanwijzingen heeft dat de belangen van derden geschaad worden. Dat klinkt duidelijk, maar in de praktijk is dat nog niet uitgekristalliseerd.

De mate van actie en handelingen van de bank, ligt natuurlijk ook sterk af van de omstandigheden van het geval. Als de bank bijvoorbeeld wordt benaderd door haar klant met het bericht dat oplichters toegang hebben gekregen tot de bankrekening van de klant, dan mag van de bank verwacht worden dat zij snel en adequaat maatregelen treft. De bank dient dan zo snel als mogelijk de bankrekening te blokkeren en contact op te nemen met de banken waarnaar de oplichters geld hebben weggesluisd.

In complexere zaken, waarbij de oplichting geraffineerd is, zal precies gekeken moeten worden naar hetgeen de bank wist of kon weten. In een gerechtelijke procedure zal dan altijd door de gedupeerde belegger worden betoogd dat de bank inzicht moet geven in de precieze omstandigheden van het geval. Weliswaar rust op de eisende partij de bewijslast, maar veelal wordt aangenomen dat de bank in dit soort gevallen niet kan volstaan met een vaag verhaal over wat zij wel en niet zou hebben geweten. Het is dan ook van belang of de bank bij de aanname van een bepaalde klant (die later de fraude pleegt), wist of kon weten dat er sprake was van een fraudeur.

Vragen? 

Neem vrijblijvend contact op met Jasper Hagers, die al herhaald heeft geprocedeerd tegen banken over de zorgplicht.